Vandaag diende de rechtszaak tegen de sympathisanten die gearresteerd werden tijdens de ontruiming op 13 december 2012 van het vluchtelingenkamp op de Koekamp in Den Haag. De rechtszaak werd stilgelegd omdat de sympathisanten de rechter wraakten vanwege vooringenomenheid.
De sympathisanten van de vluchtelingen vinden dat burgemeester Van Aartsen de waarheid verdraaide om tot een ontruiming van het kampement op de Koekamp te kunnen over gaan. Zo zou het volgens de burgemeester te koud zijn voor de vluchtelingen om ‘s nachts in het kampement te blijven. Maar de vluchtelingen werden ‘s avonds, na meer dan 7 uur te zijn vastgezet in minuscule cellen van een arrestantenbus en te zijn verhoord, gewoon weer op straat gezet (‘geklinkerd’). En nu zonder de bescherming van het kampement tegen weersinvloeden. Ook beweerde de burgemeester dat het risico van wanordelijkheden te groot was geworden. Maar de betrokken agenten hebben verklaard dat in de drie maanden dat het kamp bestond van wanordelijkheden geen sprake is geweest. Verder zei de burgemeester dat de gezondheid van de vluchtelingen in het kampement op de Koekamp in het geding was. Maar GGD-artsen stelden dat dit nooit het geval is geweest en dat hun aanbevelingen steeds door de uitgeprocedeerde vluchtelingen werden opgevolgd.
Er werd in de rechtszaak dan ook gevraagd om nader onderzoek naar de gronden waarop de ontruiming plaatsvond, de sympathisanten en hun advocaat willen alle GGD- en politierapportages boven tafel hebben. De rechter weigerde aan dit verzoek te voldoen, waarop de sympathisanten de rechter wraakten. Binnenkort zal de wrakingskamer naar de wraking kijken. Wanneer dat zal plaatsvinden is nog onduidelijk.
Tijdens de ontruiming werden in het totaal 27 mensen aangehouden, waarvan 12 sympathisanten. De 15 aangehouden vluchtelingen behoeven zich niet voor de rechter te verantwoorden voor hun protestactie. Zij kregen een voorwaardelijk sepot uitgereikt. Hierdoor werd het hen onmogelijk gemaakt om zich verweren tegen de ten laste gelegde overtreding. Met hun actie op 13 december 2012 beoogden zij evenwel de mogelijkheid te scheppen om de ontruiming van hun kampement voor de rechter aan te vechten. De uitgeprocedeerde vluchtelingen waren van mening dat de opdracht tot die ontruiming was gebaseerd op oneigenlijke gronden. Daarom hebben de vluchtelingen tezamen met sympathisanten een demonstratief lijdzaam verzet gepleegd. Daarmee wilden zij de aandacht vestigen op de werkelijke grond van de beslissing van burgemeester Van Aartsen: het zo zichtbare protest op de Koekamp tegen het onmenselijke asielbeleid van Nederland moest uit beeld worden gewerkt.
Zie hier de pleitnota van advocaat Meindert Stelling voor het verzoek om aanvullend onderzoek:
Verzoek om aanvullend onderzoek Kantonrechter Rechtbank Den Haag
woensdag 12 juni 2013
van mr. M.J.F. Stelling
1. Voordat tot de inhoudelijke behandeling van de voorliggende zaken kan worden gekomen, meen ik dat met het oog op de waarheidsvinding alsmede een eerlijke en onpartijdige berechting, aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Dit omdat de officier van justitie klaarblijkelijk zonder meer is uitgegaan van de rechtmatigheid van de besluiten die door de burgemeester van Den Haag zijn genomen ten aanzien van de demonstraties op de Koekamp. Besluiten die inhielden dat beperkingen werden opgelegd aan het grondwettelijk en verdragrechtelijk gewaarborgde recht op betoging. De rechtmatigheid van die besluiten wordt uitdrukkelijk bestreden.
2. De Grondwet laat beperkingen op het recht van betoging uitsluitend toe indien het gaat om de bescherming van de gezondheid, het belang van het verkeer, of om de bestrijding dan wel voorkoming van wanordelijkheden. De Wet openbare manifestaties herhaalt dit en geeft terzake nadere regels. Maar die belangen waren niet in het geding bij de demonstraties op de Koekamp.
3. Zoals reeds tot uitdrukking is gebracht in het gevoerde preliminair verweer, heeft de gedraging zoals die is omschreven in de strafbeschikking van 13 december 2012, betrekking op het niet opvolgen van de aanwijzing van de burgemeester van 6 december 2012, dat het kampement op de Koekamp diende te worden beëindigd. De burgemeester baseerde zich bij die beslissing op het belang van de bescherming van de gezondheid en op het belang van het voorkomen van wanordelijkheden. Maar het beroep op die belangen is volkomen ongefundeerd.
4. Tijdens de betoging op de Koekamp, die op woensdag 19 september 2012 is gestart en die heeft voortgeduurd tot 13 december 2012, is niemand van de deelnemers ten gevolge van zijn deelname aan de betoging ziek geworden. De aanwijzingen van de GGD inzake de hygiëne op het kamp en de behandeling van etenswaren zijn steeds gevolgd. De GGD-artsen hebben dan ook, anders dan de burgemeester telkens heeft gesuggereerd, nooit geconstateerd dat er gevaar voor de gezondheid bestond. Integendeel, van de zijde van de GGD is tevredenheid uitgesproken over de samenwerking met de betogende uitgeprocedeerde vluchtelingen.
5. Tijdens de doorlopende betoging op de Koekamp is er door de betogers geen enkele wanordelijkheid veroorzaakt. Er zijn geen relletjes veroorzaakt door de betogers. Er zijn door hen geen gewelddadigheden begaan tegen personen of goederen. Er was dan ook geen enkele reden voor de burgemeester om te vrezen voor wanordelijkheden.
6. Wat betreft de tweede gedraging, dus de gedraging die aanvullend in de oproeping is opgenomen, gaat het om de opdracht van de burgemeester om de volkomen vreedzame betoging die op 13 december 2012 plaatsvond, te beëindigen. Van die gezamenlijke betoging van uitgeprocedeerde vluchtelingen met sympathisanten ging geen enkele dreiging voor wanordelijkheden uit. Men zat in een park op de grond en riep leuzen. Er was overigens geen enkele andere activiteit van de betogers.
7. Ik benadruk in dit verband dat de memorie van toelichting van de Wet openbare manifestaties aangeeft dat ook in het geval dat de burgemeester de mening zou zijn toegedaan dat de betogers zouden handelen in strijd met een voorschrift of beperking, niet zonder meer de opdracht mag worden gegeven om de betoging te beeindigen. Het gaat hierbij dus om de situatie zoals bedoeld in art. 7, aanhef en onderdeel b, van die wet. De memorie van toelichting zegt hierover (Kamerstukken II 1985/86, 19 427, nr. 3, blz. 21):
Uit het feit dat onderdeel c uitdrukkelijk verwijst naar de in artikel 2 genoemde belangen, zulks in tegenstelling tot de onderdelen a en b, mag men niet afleiden dat in de onder a en b genoemde gevallen toetsing van een voorgenomen opdracht tot beëindiging aan artikel 2 geheel achterwege zou kunnen blijven. Voor alle in Paragraaf II gegeven bevoegdheden geldt immers, dat zij slechts mogen worden aangewend met het oog op de in artikel 2 genoemde belangen.
En er was, zoals reeds gezegd, dus geen enkel gevaar voor de gezondheid of geen enkele dreiging van wanordelijkheden.
8. Er is dan ook alle aanleiding om te stellen dat de burgemeester misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden ingevolge de Wet openbare manifestaties. Misbruik die ons inziens ongetwijfeld zal blijken uit nader onderzoek naar de wijze waarop de burgemeester gebruik heeft gemaakt van die bevoegdheden. Een onderzoek waarin alle rapportages van de GGD en alle rapportages van de Politie Haaglanden inzake de betoging op de Koekamp dienen te worden betrokken. Waarin ook de artsen van de GGD en de politiemensen die belast waren met het toezicht op de doorlopende betoging op de Koekamp dienen te worden gehoord.
9. Overigens duidt de hele gang van zaken ten aanzien van de doorlopende betoging van uitgeprocedeerde vluchtelingen op de Koekamp op misbruik door de burgemeester van zijn bevoegdheden. De burgemeester heeft zich niets aangetrokken van beslissingen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, of heeft deze telkenmale opnieuw ter discussie gesteld.
10. Op zaterdag 15 september 2012 heeft een groep van 60 uitgeprocedeerde vluchtelingen de aanmelding gedaan van hun doorlopende demonstratie “Wij blijven hier! Den Haag”, op de Koekamp. De burgemeester reageerde met zijn beschikking van maandag 17 september 2012, waarin de beperking is gesteld dat er geen “afgesloten ruimtes (zoals tenten en bouwwerken) worden gebruikt” en dat “het terrein (….) tussen zonsondergang en zonsopkomst (moet) worden verlaten”.
11. Met deze beperkingen ging de burgemeester willens en wetens in tegen de voorlopige voorzieningen die ten aanzien van een vergelijkbare doorlopende betoging waren gegeven. Het gaat hierbij om de uitspraken van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9 maart 2012 (kenmerk AWB 12/1658 WET) en van 11 september 2012 (kenmerk AWB 12/8684 BESLU) betreffende Occupy Den Haag. Die voorlopige voorzieningen hielden in dat er ook ’s nachts mocht worden gedemonstreerd, en dat bij een doorlopende demonstratie bepaalde basisvoorzieningen noodzakelijk waren. Die basis voorzieningen zijn onder meer middelen om zich enigszins tegen de weerselementen te kunnen beschermen, enige verwarming en kookgelegenheid.
12. Tegen die beschikking van 17 september 2012 werd dan ook direct op 18 september bezwaar gemaakt. Tevens werd onmiddellijk de voorzieningenrechter geadieerd, teneinde een schorsing van die door de burgemeester opgelegde beperkingen te verkrijgen. Dit omdat die beperkingen de beoogde doorlopende betoging feitelijk onmogelijk maakten, zonder dat daarvoor een “pressing social need”, een dringende maatschappelijke noodzaak, viel aan te wijzen. Zoals de uitspraken van de voorzieningenrechter in de zaken betreffende Occupy Den Haag ook duidelijk aangaven.
13. Op woensdag 19 september 2012 werd dan ook de voorlopige voorziening getroffen (kenmerk AWB 12/8890 BESLU) dat er ’s nachts wel op de Koekamp zou mogen worden gedemonstreerd. Maar reeds op donderdag 20 september moest worden vastgesteld dat de burgemeester geen gevolg wilde geven aan de uitspraak van 19 september. De poging van de betogers om een redelijke vorm van beschutting tegen weer en wind op te bouwen, werd door een overmacht aan politiepersoneel direct onmogelijk gemaakt. Om die reden werd bij de sector civiel recht van de rechtbank een aanvraag voor een kort geding ingediend. Die aanvraag werd evenwel doorgeleid naar de sector bestuursrecht. Op 20 september besliste de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht, dat op maandag 24 september een terechtzitting zou worden gehouden.
14. Op maandag 24 september 2012, nadat de demonstrerende vluchtelingen nachtenlang en geheel doorweekt weer en wind hadden getrotseerd, vond de terechtzitting van de voorzieningenrechter plaats. Deze trof op woensdag 26 september de voorlopige voorziening (kenmerk AWB 12/8977 BESLU) dat de demonstranten gebruik mochten maken van tenten die aan één kant volledig open dienden te blijven, en waarvan één zijde transparant moest zijn.
15. Vervolgens werd op vrijdag 7 december 2012 de beschikking ontvangen waarin opnieuw werd bepaald dat ’s nachts niet op de Koekamp zou mogen worden gedemonstreerd, alsook dat het kampement diende te worden ontmanteld. Opnieuw werd daartegen bezwaar gemaakt en werd een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening.
16. Dat verzoek werd bij uitspraak van 12 december 2012 (kenmerk AWB 12/ 11256) afgewezen. Daarbij ging de voorzieningenrechter echter in het geheel niet in op de vraag of er sprake was van een dringende maatschappelijke noodzaak, a pressing social need, zoals ingevolge het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is vereist. Ook volgde de voorzieningenrechter zonder meer de van de zijde van de burgemeester gepresenteerde zienswijze, zonder acht te slaan op de betwisting daarvan van de zijde van de betogende uitgeprocedeerde vluchtelingen.
17. De demonstratie van de uitgeprocedeerde vluchtelingen en sympathisanten op de Koekamp werd op donderdag 13 december 2012 door middel van hardhandig politie-ingrijpen beëindigd. Volgens een bericht op de website van de politie, is die ontruiming evenwel “rustig verlopen”. Maar de politie achtte het wel noodzakelijk om dat politie-ingrijpen buiten het zicht van de media te doen plaatsvinden. Welbewust werden politievoertuigen tussen de mediamensen en de betogers geplaatst, zodat de media niets konden waarnemen.
18. Deze gang van zaken onderstreept het gegeven dat de burgemeester eenvoudig niet wil dat er doorlopende betogingen in de gemeente Den Haag worden gehouden. Met hand en tand verzet hij zich daartegen. Telkens dwingt hij betogers om de hulp van de voorzieningenrechter in te roepen. En uiteindelijk weet de burgemeester dan zoveel bedenkingen bij elkaar te fantaseren, dat de voorzieningenrechter, wiens mogelijkheden om de waarheid te achterhalen uiteraard beperkt zijn doordat er weinig tijd beschikbaar is, zwicht voor het bestuurlijk geweld.
19. Dat de burgemeester geen doorlopende betogingen in de gemeente Den Haag wenst te accepteren, blijkt overigens ook onverbloemd uit zijn beschikking van 14 januari 2013 (kenmerk B.3.12.2202.001), die hij heeft gegeven op het bezwaar dat op 18 september 2012 werd gemaakt tegen de oorspronkelijke beschikking betreffende de doorlopende betoging op de Koekamp, van 17 september 2012. Terwijl de Adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Den Haag zich in haar desbetreffende advies van 24 oktober 2012 heeft aangesloten bij de opvattingen van de voorzieningenrechter in diens uitspraken van 19 en 26 september 2012, volgde de burgemeester dat advies niet. De burgemeester stelde zich op het standpunt, dat een kampement zoals dat op de Koekamp was ingericht, op zichzelf reeds “een wanordelijkheid in de zin van de WOM (is), en (…) het risico op een vergroting van wanordelijkheden in zich bergt”. Een opvatting die de vrijheid van demonstratie volledig miskent en die aangeeft dat de burgemeester weloverwogen een volkomen onjuiste interpretatie wenst te hanteren van het begrip “wanordelijkheden”. De burgemeester deinst er dus niet voor terug om misbruik te maken van zijn bevoegdheden ingevolge de Wet openbare manifestaties, teneinde het door hem gestelde doel te bewerkstelligen, te weten dat er geen doorlopende betogingen in Den Haag kunnen worden gehouden.
20. Op goede gronden kan dan ook worden gesteld dat het bij de vervolging van de betogers van de Koekamp om een politiek proces gaat. De burgemeester heeft onder misbruik van zijn bevoegdheden ingevolge de Wet openbare manifestatie een hem politiek onwelgevallige demonstratie beëindigd. Hij deed dit onder het mom van het belang van de gezondheid en het voorkomen van wanordelijkheden. En het openbaar ministerie laat zich vooralsnog gewillig voor dat grondrechten en mensenrechten schendende karretje van de burgemeester spannen. Klaarblijkelijk zonder enige kritische reflectie of er sprake was van een pressing social need, van een dringende maatschappelijke noodzaak om beperkingen op te leggen aan de demonstraties op de Koekamp, is het openbaar ministerie er zonder meer van uitgegaan dat de beslissingen van de burgemeester rechtmatig zouden zijn geweest.
21. Wij concluderen dan ook dat door de aanwijzingen en beperkingen die de burgemeester aan de doorlopende betoging op de Koekamp heeft opgelegd, en door zijn uiteindelijke opdracht om de betoging op 13 december 2012 te beëindigen, art. 9 Grondwet en art. 10 EVRM zijn geschonden. Dit terwijl het hierbij gaat om een mensenrecht waarvan is onderkend, dat het juist voor mensen die geen toegang hebben tot de massamedia van belang is om dat recht te kunnen uitoefenen. In de woorden van de grondwetgever (Kamerstukken II 1075/76, 13 872, nr. 3, blz. 39):
De betoging heeft voor velen betekenis verworven als middel om, het liefst met zoveel mogelijk mensen, in het openbaar uiting te geven aan gevoelens of wensen op maatschappelijk en politiek gebied. Daarbij dient te worden bedacht, dat voor hen, die geen gebruik kunnen maken van de drukpers of andere communicatiemedia, de betoging veelal de enige mogelijkheid vormt om deze gevoelens of wensen te uiten.
22. En juist uitgeprocedeerde vluchtelingen hebben doorgaans geen toegang tot de media. Zij trachten zich veelal zo onzichtbaar mogelijk te maken. Want zij kunnen telkens weer worden opgepakt en in bewaring gesteld, om vervolgens telkens weer te worden “geklinkerd”. Een onmenselijke behandeling van weerloze mensen door de Nederlandse overheid, die mensen psychisch kapot maakt. Een onmenselijke behandeling die zelfs zover gaat dat uitgeprocedeerde vluchtelingen die niet kunnen worden uitgezet, niet zèlf door middel van arbeid in hun levensonderhoud mogen voorzien. In Nederland hebben deze uitgeprocedeerde vluchtelingen dus zelfs niet het recht om zelf, als een autonoom mens, in de eigen behoeften te voorzien. Van de Nederlandse overheid mogen uitgeprocedeerde vluchtelingen die niet kunnen worden uitgezet, dus gewoon creperen.
23. Klaarblijkelijk was het zo zichtbare protest op de Koekamp tegen die onmenselijke behandeling van uitgeprocedeerde vluchtelingen door de Nederlandse overheid, onverdraaglijk voor de VVD-burgemeester Van Aartsen. Klaarblijkelijk wilde deze het van iedere eerlijkheid en empathie onblote beleid van VVD-staatssecretaris Teeven, niet op die manier aan de kaak gesteld zien worden. En zonder enige gêne maakte de VVD-burgemeester de uitgeprocedeerde vluchtelingen dus opnieuw onzichtbaar en in die zin monddood, dat zij niet op de door hen gewenste wijze gebruik konden maken van hun recht op betoging, de collectieve meningsuiting bij uitstek van machtelozen. Zonder enige gêne gaf de VVD-burgemeester een inhoud aan wettelijke begrippen, die iedere realiteitszin en iedere redelijkheid tartten.
24. Op grond van het voorgaande wordt dan ook verzocht om het reeds aangegeven aanvullend onderzoek. Alle rapportages van de GGD en alle rapportages van de Politie Haaglanden dienen in de voorliggende zaken te worden betrokken, evenals de verklaringen van de betrokken GGD-artsen en politiemensen. Dit aanvullend onderzoek is noodzakelijk. Het onderzoek ter terechtzitting ware dan ook te schorsen.
M.J.F. Stelling